BSS
Bronnen voor de Studie van Suriname
BSS 19
ISBN: 90-393-1460-8 uitverkocht Gegevens uit dit boek zijn sinds juli 2001 toegankelijk via de website van het Nationaal Archief. |
Okke ten Hove & Frank Dragtenstein Manumissies in Suriname, 1832-1863. Utrecht 1997Een paar maanden geleden belde Sigi Wolf mij. Ik was toen bezig aan de redactie van een boek waarin Okke ten Hove & Frank Dragtenstein de manumissie in Suriname over de periode 1832-1863 behandelden. Manumissie was het onder bepaalde voorwaarden vrijgeven van slaven. Het woord is afgeleid van de Romeinse rechtsterm manumissio, hetgeen letterlijk vertaald betekent: ‘uit de hand wegzenden’. Ook in Suriname bestond in de slavernijperiode de mogelijkheid voor slaven gemanumitteerd te worden. In het manumissieboek van Okke ten Hove & Frank Dragtenstein zijn onder meer 6.364 namen opgenomen van alle slaven die tussen 1832 en 1 juli 1863 in Suriname op deze manier de vrijheid kregen. Sigi Wolf was geïnteresseerd in de vraag of zijn familie van één van die gemanumitteerden afstamde. Dat viel vrij gemakkelijk te achterhalen, want het boek heeft een aantal duidelijke indexen. En de naam Wolf kwam voor, onder de nummers 1140-1143. Uit de begeleidende informatie kon het volgende gereconstrueerd worden. Op 20 december 1841 kreeg de slavin Adjuba de vrijheid onder de naam Adjuba Sara Wolf. Tegelijkertijd werden haar drie kinderen gemanumitteerd: Daniel, Josephine en Marianna. De eigenaar/vrijgever was Daniel Jessurun Lobo Jzn. Een heel klein beetje, maar niet al te wilde speculatie: ‘lobo’ is het Portugese woord voor ‘wolf’. De oudste zoon van Adjuba Sara heette Daniel, dus die zal wel naar zijn vader vernoemd zijn: Daniel Jessurun Lobo. Het was in Suriname niet toegestaan aan gemanumitteerden reeds bestaande familienamen te geven. ‘Lobo’ mocht dus niet, maar de vertaling ‘wolf’ wel. Adjuba en haar dochters bleken in 1841 bij de aanvraag tot manumissie te zijn ingeschreven in het Register van de Israelitische Gemeente. Zij vonden op die manier aansluiting bij de Joodse kleurlingengemeenschap die in 1759 een apart kerkgenootschap had opgericht dat de naam Dahre Jesarim droeg. Hoeveel slaven gedurende de gehele periode van slavernij via manumissie de vrijheid hebben gekregen, valt niet exact te bepalen, daar vóór 1832 manumissies niet systematisch werden bijgehouden. Dat veranderde in 1832. Vanaf dat moment werden de gemanumitteerde slaven bijgeschreven in een manumissieregister. Een dergelijk manumissieregister is niet aanwezig in Nederland. Door combinatie van verschillende bronnen, die ieder op zich veelal incompleet waren, maar elkaar complementeren, konden de namen van alle 6.364 slaven die vanaf 1832 gemanumitteerd werden, achterhaald worden. Zij zijn allemaal in Manumissies in Suriname, 1832-1863 opgenomen. De waarde van dit 441 pagina’s tellende standaardwerk schuilt in het feit dat het een chronologische opsomming geeft van alle gemanumitteerden tussen 1832 en 1863. Naast een familienaam zijn gegevens te vinden met betrekking tot het geslacht, de leeftijd, de datum van toekenning van manumissie, de eigenaar, familierelaties, het beroep dat men bij vrijwording ging uitoefenen en een bronverwijzing. In een uitgebreide inleiding verklaren Ten Hove & Dragtenstein het fenomeen manumissie, laten zij zien hoe de criteria voor het toekennen van manumissiebrieven gedurende de slavernijperiode veranderden en geven zij een overzicht van de sociaal-maatschappelijke positie van deze Surinaamse bevolkingsgroep. Een Fundgrabe zowel voor de genealogisch geïnteresseerde Surinamer, als voor de belangstellende in Surinames boeiende geschiedenis. Wim Hoogbergen |